Van Heerschappij naar Dienstbaarheid: De Essentie van Ramadan als Bewustwording van Dankbaarheid


De mens wenst vrij en onafhankelijk te zijn en beschouwt zichzelf ook als zodanig. Hij verlangt zelfs naar een onwerkelijke heerschappij en houdt het daarom zonder meer voor vanzelfsprekend om naar eigen goeddunken te handelen. Hij wilt er niet aan denken dat hij met talloze gunsten van Allah wordt verzorgd. In het bijzonder als hij macht en rijkdom bij elkaar heeft geraapt en godvergetelheid daarbij ook nog heeft geholpen, dan verslindt hij als een dier op een berovende wijze de geschonken gunsten van Allah.

In de gezegende maand Ramadan beseft echter iedere persoon, rijk en arm, dat hij niet een eigenaar maar een dienaar is, dat hij geen vrijheden maar verplichtingen heeft. Indien Allah niet toestemt, dan kan hij zelfs nog niet de eenvoudigste handelingen uitvoeren en zelfs nog niet eenmaal de hand naar het water uitstrekken. Zo wordt zijn onwerkelijke heerschappij verbroken en beseft hij dat hij een dienaar is; hij verkeert zodoende in een toestand waarin hij zijn dankbetuiging, zijn ware taak, aan Hem betoont.